
Van 14 november tot 2 december gaat JazzLab op tournee met Maris, het kwintet rond zangeres Mariske Broeckmeyer. Die band zoekt het niemandsland op tussen pop en jazz, met een sound die lonkt naar het Hoge Noorden en een opvallende openheid en zin voor avontuur vol improvisatie. Onlangs verscheen album By Virtue Of The Absurd bij WERF Records en nu is het moment aangebroken om de vertaling te maken naar het podium. We hadden met Mariske een gesprek over o.m. haar roots, manier van werken, absurdisme, fatalisme en live spelen.
Misschien beginnen bij het begin: hoe ben je in de muziek gerold?
MB: Wel, alleszins heel jong, via de vakantiestages van Jeugd en Muziek. Zo kon ik al de sfeer opsnuiven. En snel had ik een instrument vast. Ik heb eigenlijk zowat alles vastgehad en het weer neergelegd. Toen ik 14 was, begon ik m’n eerste bandje met eigen songs. Toen was ik al zangeres, al heb ik ook in een punkband gedrumd. (lacht) Maar daar hebben we nooit veel mee gespeeld. Maar met dat andere bandje zeker, dat was heel fijn. En dat is blijven plakken, want ik ben uiteindelijk muziek gaan studeren.
M’n dochter van 13 speelt saxofoon, maar ik merk wel dat het luisteren naar albums er niet echt bij komt kijken. De aanraking met muziek gebeurt bij tieners eerder via digitale kanalen als TikTok en YouTube, lijkt het…
MB: Misschien is het ook niet erg? Muziek heeft nog altijd een sociale functie en dat het anders wordt ingevuld lijkt me alleen maar logisch. Het is natuurlijk wel jammer voor een muzikant die tijd en energie steekt in een album met een spanningsboog, etc. Maar muziek is toch vooral een sociaal fenomeen.
Je hebt al eerder een album uitgebracht als Maris, On God And Other Things, via RAT Records.
MB: Die plaat is eigenlijk helemaal gemaakt tijdens een verblijf in IJsland van een half jaar. Ik studeerde daar compositie en sound design en ze lieten me heel vrij. Ik mocht m’n docenten kiezen en aan m’n eigen projecten werken. Ik heb m’n album helemaal daar gecomponeerd en opgenomen en dat is zo dus echt begonnen als een soloproject.
Ik weet dat je ook onderzoek doet rond migraine en de impact daarvan op andere levensaspecten. Hoe ben je daar dan terechtgekomen?
MB: Dat is het gevolg van het feit dat ik ook een jaar in New York gewoond heb. Ik werkte daar voor ISSUE Project Room, waar veel artists in residence werken die vertrekken vanuit onderzoek, bruggen bouwen naar andere velden. Ik vond dat ontzettend fascinerend en wilde ook graag op die manier werken. Door al dat combineren van werk en studies had ik ontzettend veel migraine, omdat het New York is, en altijd luid is, met al die indrukken die maar blijven komen. Zo ontstond het idee om migraine beter te gaan begrijpen vanuit mijn artistieke praktijk.
Je nieuwe album By Virtue Of The Absurd was oorspronkelijk ook bedoeld als solo- of duoproject?
MB: Dat is het uiteindelijk ook een beetje geworden. Ik hou ontzettend van die manier van werken van m’n debuut: thuis, veel zelf doen en aangewezen zijn op m’n eigen tempo en zelf veel bijleren in dat proces. Maar ik ben wel redelijk snel beginnen samenwerken met een andere zangeres, Silke Blankers. Omdat het, zeker binnen een live context, een noodzakelijkheid bleek om met meerdere stemmen te werken. Het draait teveel rond harmonieën om het helemaal zelf te dragen. Dus vanuit de vraag hoe ik het live zou kunnen brengen, heb ik Silke erbij betrokken. We zijn redelijk intensief gaan samenwerken en zij heeft veel input gegeven. De composities en teksten waren van mij, maar het was wel echt een samenwerking. Dan hebben we ook Louis Evrard gevraagd om extra drums te voorzien.
Zijn Laurens Smet en Thomas Jillings, die live ook van de partij zijn, op het album te horen?
MB: Laurens heeft een aantal synthlijnen ingespeeld. Hij was er wel bij toen we bezig waren met de opnames en heeft veel input gegeven, als klankbord. Ik wist wel al redelijk lang wie ik wilde vragen. Het was ook om hem de muziek te laten leren kennen en om te zien of het hem aansprak. En het werd een fijne samenwerking.
Van waar die titel, By Virtue Of The Absurd?
MB: ik ben altijd heel hard aangetrokken geweest door het idee van het absurde. Enerzijds in literaire context, zoals bvb. Alice in Wonderland van Lewis Carroll. Dat is een heel mooi genre op zich. En anderzijds in de filosofische context: absurdisme is een soort van existentiële strekking die ervan uitgaat dat het leven een eeuwig terugkeren van hetzelfde is en dat aanvaarding daarvan zingeving kan brengen. En die twee aspecten van absurdisme zijn best belangrijk. Het is ook vertrokken vanuit mijn beleving van migraine eigenlijk. Maar ook het feit dat je vaak in zo’n absurde wereld terechtkomt, die zo lijkt op de wereld waarin we leven, maar die niet helemaal is. Ik heb eigenlijk wel vaker het gevoel dat ik me door zo’n wereld begeef.
Is dat ook je levensvisie die daarin een plaats kreeg?
MB: Zeker. Een van de stukken heet “Happy Fatalism” en ik denk dat dat goed beschrijft hoe ik in het leven sta. (lacht)
Je bedoelt dat het geen berusting in de zin van… het heeft geen nut, de dingen zijn wat ze zijn, maar meer van: de dingen zijn wat ze zijn en daar valt ook iets mee aan te vangen?
MB: Voilà. Laat ons daar het potentieel van inzien en ook ermee lachen. Eigenlijk was heel die plaat een voorstudie van mijn doctoraat. Veel teksten zijn geschreven op het moment dat ik besliste om een doctoraat te gaan doen, maar niet goed wist wat dat zou inhouden en o.m. heel veel teksten van Kierkegaard ben gaan lezen. Dan ben ik rond die teksten en ideeën zelf teksten beginnen schrijven.
Je gebruikte eens een boeiende quote van William James: “Er zijn zoveel versies van jezelf als dat er mensen zijn die al die versies willen erkennen.” Is dat ook iets dat je hebt verwerkt in het album?
MB: Dat zit zeker in de plaat. Uiteindelijk is het ook een soort van afdaling geworden naar een soort van onderbewuste wereld, waar je al die versies van jezelf tegenkomt. Enerzijds voelen die vertrouwd aan, maar anderzijds ook zo… vaag, absurd en onwennig. Maar het is ook wel een ode aan het feit dat we zoveel versies van onszelf kunnen zijn en dat die met elkaar interageren.
Ben je eigenlijk bezig met dingen als genres als je muziek maakt?
MB: Totaal niet. Ik ben ook niet goed in dingen die verder gaan dan muziek maken zelf. Ik sta daar zeker niet lang bij stil. Er zijn natuurlijk wel wat links met jazz: iedereen in de band heeft jazz gestudeerd en dat dragen we in ons. Anderzijds is er de nood om vrijheid te blijven integreren en alles open te houden. Het is ook heel praktisch: ik denk dat dit het publiek is waar we het beste mee resoneren. Het gaat toch iets verder dan popmuziek, en ik denk dat het jazzpubliek misschien wel de juiste oren heeft. En dat is toch ook niet onbelangrijk.
Denk je dat een vertrouwdheid met jazz, in welke vorm dan ook, helpt bij het beluisteren van jouw muziek?
MB: ik denk het wel. Wanneer je naar onze muziek luistert moet je je verwachtingen loslaten. Ik heb het al eerder gezegd: ik hou ontzettend veel van songs en van een zingende stem die een melodie kan brengen en alles wat daarbij komt kijken, soms ook pure schoonheid, maar… popstructuren interesseert me niet zoveel, omdat die veel te voor de hand liggend zijn. Mensen weten dan waar ze naartoe gaan en die verwachting wordt ingewilligd en ik hou er net van om tijdens het luisteren niet te weten waar het naartoe zal gaan. Niet weten waar je terechtkomt, dat is iets dat jazzluisteraars wel makkelijker voor open staan.
Ik las laatste een boek vol interviews met Steve Lacy, waarin ik een fijne vraag las die me is bijgebleven en die ik ook aan jou wilde voorleggen. Wat zou je verkiezen: dat mensen je muziek begrijpen of dat ze ervan houden?
MB: Super goede vraag. Altijd dat ze ervan houden, zeker. Bij deze plaat in eerste instantie. Voor mijn doctoraat en de muziek die ik daarvoor maak, komt dat tweede aspect erbij. Dat ze ervan houden en dat het binnenkomt, dat ze erop reageren op een intuïtieve manier blijft wel het allerbelangrijkste. Hoe conceptueel zaken ook mogen worden, of hoe intellectueel het wordt, het moet altijd binnenkomen. Het is een ervaring en dat staat boven alles.
Jullie hebben onlangs een paar residenties gehad. Als ik het goed heb, dan hebben jullie daarvoor niet de kans gehad om met vijf echt samen te musiceren. Hoe ging dat dan?
MB: Het ging wonderbaarlijk vlot, het was heel fijn, het klikte onmiddellijk. Ik ben misschien niet bevoegd om voor de hele band te spreken, maar naar mijn aanvoelen gingen het enorm goed. Misschien had het ermee te maken dat de plaat al klaar was. Maar veel komt ook op Thomas terecht, omdat er heel veel van de synths, en dus ook de textuur, bij hem zit. Maar hij begreep het meteen, dus die residenties waren heel, heel fijn.
Ben je ook voor verrassingen komen te staan? Dingen die moeilijker of makkelijker gingen dan verwacht?
MB: Ik hield een beetje m’n hart vast. Ik had er geen idee van hoe het zou zijn om een plaat die je in je slaapkamer maakte te gaan vertalen naar een live context. Compacte stukken zoals de single, tot daar aan toe, maar de lange stukken, die op sferen, kleine nuances en vertellingen gebaseerd zijn, hoe gaat dat zich vertalen? Gelukkig liep het wonderbaarlijk vlot (lacht) Ik heb nooit een project gehad waarin de communicatie zo goed verliep.
Meer ‘happy’ dan ‘fatalism’ dus?
MB: Ja! Mooi, absoluut. Het was ook bijzonder om het te horen leven, want dat wil je ook op een podium, dat de muziek begint leven, terwijl dat niet per sé het geval is op de plaat. Op een plaat heb je een verhaal en textuur, maar het moet muzikaal natuurlijk ook goed voelen om mensen mee te krijgen. Het feit dat Laurens vaak elektrische bas speelt, doet superveel voor dat effect. Zo komt er meteen een drive.
Hoe groot is de rol van improvisatie bij jullie concerten?
MB: Wel, er zijn een aantal solo’s, dus daar zeker. Daarnaast: doordat er veel gebaseerd is op texturen en soundscapes is er best wel wat ruimte om telkens voor een nieuwe klank te kiezen. En ook om te kiezen hoe de stukken opbouwen. Er worden geen grote structuurveranderingen gedaan, maar er zijn wel vrije, open stukken die veel kanten uit kunnen. Het is te vroeg om te zeggen of het telkens een heel andere set zal worden, dat weten we nog niet… maar ik hoop wel dat het kan blijven leven en ook voor ons verrassend zal blijven. Op muzikaal vlak hoop ik dat het elke keer opnieuw even integer en oprecht een afdaling naar die wereld kan worden, zodat het voor ons ook effectief neerdalen wordt, samen met het publiek dat er is. Het mag geen aframmelwerk worden, want dan werkt het echt niet. Je moet kunnen resoneren met je ruimte en je publiek. Ik hoop dat het lukt.